Volvo XC40 / Peugeot 205 GTI door
Vozzen
De Volvo / De Peugeot 205 en de verloren kinderschoenen
Vroeger, toen vakantie nog betekende: de achterbank vol kinderen, een kofferbak tot de nok gevuld met opblaasflamingo’s, crocs in alle maten, drie net-niet-lege flessen zonnebrand en een koelbox met witte bolletjes, hardgekookte eieren en pakjes appelsap, reden we in een BMW 5 Touring. Met pit. Met karakter. En godzijdank, met airco.
Mijn zoon zat altijd voorin. Niet omdat het mocht van de wet, maar omdat hij het wilde, en niemand hem tegenhield. Een autogek joch van zes dat liever naar de toerenteller keek dan naar Pokemon. Hij was mijn navigator, mijn copiloot, mijn boordwerktuigkundige. Hij regelde de airco, de radio, de kaart, de TomTom, en als ik een broodje kaas at, pakte hij zelfs de pook vast alsof hij bij M-Sport op de loonlijst stond.
Dat was onze vakantie. Een snelweg, een gezinsauto, en een knul met grote ogen voor cijfers en naalden.
Fast forward. Het is 2025. De kinderen zijn groter. De vakantie gaat niet meer naar Spanje, maar naar een huisje in Drenthe. Mijn zoon, Wout, inmiddels 17, vindt auto's nu “prima” en is vooral
druk met z’n telefoon. Mijn vrouw heeft haar ‘voorkeur’ uitgesproken toen er een nieuwe auto kwam: “Ik wil een veilige, rustige auto, eentje die wat hoger zit. En geen gedoe met sleutels.”
Kort daarna staat hij op de oprit: een Volvo XC40 T5 Recharge. Wit, plug-in, met van die fluisterbanden. En ik? Ik geef het toe: Hij rijdt fantastisch. De stoelen zitten beter dan m’n bank thuis.
Er zijn meer camera’s dan op Schiphol en het dashboard geeft meer informatie dan CNN tijdens een verkiezingsavond. Alles gaat elektrisch. Alles voelt alsof het net uit een Scandinavische spa
komt. En het geluid? Niets. Geen motor, geen wind. Alleen het gezoem van een elektrisch hart en af en toe het pling van een rijbaanassistent die zich ermee bemoeit.
Maar ergens... ergens mis ik iets. Er is geen geklapper van deuren, geen windgeruis, geen sleutel die omgaat. Wout zit wel nog steeds naast me, maar zegt niets meer over de meters. Want die zijn
er niet echt meer. Alles zit achter een scherm. Alles is digitaal, contextueel, gebruiksvriendelijk. Zelfs de airco vraagt nu om een finger-touch.
Op de terugweg van een supermarkt in Exloo, we hadden speltbrood en houmous gehaald (wat is er met ons gebeurd?) zeg ik ineens: “Wout, moet je even schakelen?” Hij kijkt me aan alsof ik net
gevraagd heb of hij een fax kan sturen.
We rijden verder. Stil. Sereen. En ineens zie ik ze. Daar, op het scherm. Een paar pixels, een icoontje, een animatie van een weg met een bocht erin. “Let op scherpe bocht,” zegt de stem van de Volvo.
De bocht zelf blijkt matig scherp, maar ik neem hem alsof het Spa-Francorchamps is. De banden piepen een beetje. De Volvo doet keurig zijn best. Maar ik mis het gevoel. Het ouderwetse wiebelen en glijden. Het zoeken naar grip. En Wout? Die glimlacht. “Best netjes voor een koelkast op wielen, pap.”
En ik moet lachen. Want hij heeft gelijk. De XC40 is een briljante auto. Comfortabel, veilig, efficiënt. Maar geen vakantieauto. Geen herinneringenmaker. Geen karakterbak.
De volgende dag laat ik hem voor het huis staan. En rijd stiekem in de 205 GTi van de buurman naar de bakker. Geen airco. Geen scherm. Wel geluid. Wel geur. En voor het eerst in lange tijd: weer een beetje met Wout op de bijrijdersstoel — in m’n hoofd dan.