Mercedes-Benz 280SL
Bobby Ewing reed 'm ook.
Je hebt auto’s die je koopt met je hoofd. En je hebt auto’s die je koopt omdat filmsterren erin reden.
Die Mercedes-Benz 280 SL R107, de iconische roadster met z’n eindeloze motorkap en vierkante charme. Je kent ‘m. Chromen spiegels, ruitenwissers op de koplampen, en een dashboard waar hout en leer in permanente diplomatie samenleven.
Geen reden dus om ‘m niet te kopen. Zeker niet als je net als ik opgegroeid bent met Dallas op dinsdagavond en een vage fascinatie voor Texaanse oliebaronnen in linnen pakken.
Bobby reed er één. Een rode met bruin interieur. Zonnebril op, shirt iets te ver open en het borsthaar duidelijk zichtbaar. Alles was over the top, maar die SL? Die klopte.
Dus toen ik er zelf één vond, een 280 SL, keurig uit Brussel, met alle papieren en precies genoeg patina om geloofwaardig te zijn, was de keuze snel gemaakt. Kopen. Ophalen. Rijden. De eerste
meters niet over de Southfork Ranch, maar over de Brusselse ring.
En weet je wat? Zelfs in miezerig Belgisch weer, met files en vrachtwagens, voelde ik het: ik was verdomme Bobby Ewing.
De zescilinder draaide als een naaimachine op valium. Soepel, waardig, met net genoeg trekkracht om mensen in moderne leasebakken het nakijken te geven. En dat zonder ook maar een greintje haast,
want in een SL hoef je nergens snel aan te komen. Je bént er al zodra je instapt.
De rit terug naar huis was één lange oefening in stijl. Een hand aan het dunne stuur, elleboog losjes uit het raam. De radio zacht, het interieur ruikend naar leer en verleden.
Af en toe een zwaai van iemand die het herkende. De auto, bedoel ik. Niet mij.
En ergens op de A2, net voorbij de grens realiseerde ik me dat ik niet alleen een auto had gekocht. Ik had een stukje jaren ’80 in huis gehaald. Niet de schoudervullingen, niet de
cassettebandjes, maar de sfeer. De rust. De klasse zonder haast.
Thuis zette ik ‘m stil in de garage, stapte uit, keek nog even achterom.
Zonder twijfel: Bobby en ik hadden het slechter kunnen treffen.