Lancia Fulvia Zagato



De Zagato en de ham-kaas-croissants.

Toen we nog met z’n vijven op vakantie gingen, zat Wout altijd voorin. Vanaf z’n zesde. Niet omdat het mocht, maar omdat het hoorde. Een zoon met een voorliefde voor versnellingspoken, dashboardlampjes en het geluid van een motor in de toeren, die zet je niet in een kinderstoel op de achterbank.

Nee, daarom zat mijn vrouw achterin, samen met onze twee dochters, omringd door knuffels, dekentjes en allerlei puzzelboekjes. We gingen naar Frankrijk, of Denemarken, of Spanje, en de BMW 5-serie Touring was altijd tot op de laatste centimeter gevuld: schepjes, zwembandjes, badmintonsets, kinderfietsjes, dat ene opvouwbare stoeltje waarvan de klik altijd losliet en natuurlijk een tas met “eten voor onderweg” die de eerste 50 kilometer al nooit overleefde.

Jaren later en voor Wout, inmiddels 17 en net zijn eerste scooter bij elkaar gespaard, zijn auto’s inmiddels meer achtergrondruis dan hoofzaak. Toch kreeg ik juist van hem een tip dat een bekende van een kameraad van een schoolmaat, wist dat er in een loods ergens in de buurt van Arnhem een bijzondere Lancia zou staan.

Een Fulvia Zagato. Nu zijn er auto’s die je moet zien en auto’s die je moet voelen. En hele zeldzame, zoals de Fulvia, zijn allebei. En zeker met die Zagato-koets wordt het een soort designfetisj met motorolie. Zo’n achterkant met die afgehakte staart, als een luciferdoosje op wielen en dan die aluminium motorkap en dat lage profiel.

Maar goed, Wout zag het niet meteen zitten. Had andere plannen. Meiden, chillen, gamen. Tot ik zei: “We kunnen ook even langs Oosterbeek rijden, daar zit die ene bakker met die ham-kaas-croissants waar je altijd warm voor loopt.” En ja hoor. Een kwartier later stond hij naast me in de gang met z’n jas al aan. Je moet ze kennen.


We gingen met de auto van mijn broer, een Volvo V90 met massagezetels, waarbij het schakelen vervangen is door zo’n knopje alsof je een hotelkamer licht dimt. Maar goed, comfortabel is het wel, en we zoefden dus richting Arnhem.


Aangekomen bij de loods werden we ontvangen door een man met veel sleutels aan zijn broek en een pet met de tekst “Lancia Club Nederland”. Serieus type. Hij opende een schuifdeur alsof we de kelder van het Vaticaan in gingen, en daar stond ‘ie.


Een Fulvia Sport Zagato 1.3S. Donker rood met een zwarte motorkap, glimmend chroom, deurtjes die openzwaaien met de elegantie van een Italiaans gebaar, en binnenin stoeltjes zo dun als toastjes, maar vormgegeven met de liefde van een bruidstaart. De geur van leer, benzine, het Nederlandse platteland en Italiaanse flair kwam ons tegemoet. Heerlijk.


Wout stond erbij alsof hij ineens weer zes was. “Pap, kijk die Veglia-klokken. En check die kachelbediening. Alles schuift, niks draait.” Ik knikte. “Kijk ook even naar die motorkap. Helemaal van aluminium, zegt-ie.” “Hij is zo scheef dat 'ie mooi wordt,” mompelde Wout. En toen wist ik: we zijn verkocht. Of nou ja, bijna.


Na wat stekkergetrek, accukabels, een klap op de startmotor en een Italiaanse vloek kwam de Fulvia tot leven. Een 1.3 V4 met een stem als een Italiaanse bariton, met ziel. Wat een herrie. Wat een plezier.

Na een kort proefritje (“remmen doen het hoor, maar je moet ze wél echt willen gebruiken”), besloten we te onderhandelen. En natuurlijk gingen we overstag.


Toen we de auto gingen halen, zat Wout weer naast me. Geen navigatie, geen TomTom, geen Bluetooth. Alleen een dashboard met zwiepende naaldjes, Italiaanse woorden als "olio" en "benzina", en een ventilatierooster dat klapte als een duivenluik in de mistral. De koppeling hapte als een zure tante en de ruitenwissers deden meer voor de sfeer dan voor het zicht. Heerlijk allemaal.


We stopten even bij die bakker. Twee dozen ham-kaas-croissants, drie cannoli en een zakje koekjes. Toen we terugreden door de Posbank, besloot ik het raampje open te draaien. Handmatig. Heerlijk. De herfstlucht kwam naar binnen, en ik hoorde Wout ineens zeggen: “Zal ik even op de benzinemeter letten?” En daar zat hij weer. Niet als puber met oortjes in. Maar als copiloot. Navigator. Autoliefhebber. De Fulvia deed wat de Volvo nooit lukte. Hij haalde hem even terug.


Thuis vroegen de meiden wat we allemaal gekocht hadden. “Een Lancia,” zei ik. “En croissants,” zei Wout. We aten die laatste bij een kop koffie. En besloten toen samen: we gaan binnenkort maar eens richting Italië. Met de Fulvia.

Zonder airco, zonder cruise control.

 

Maar met heel veel zin.