Ferrari Testarossa door Vozzen



Gewoon doen op de Autostrada bij Modena

Ja, Carlo wist het wel. Carlo inderdaad, de man van die werkplaats in het achterland van Bologna. Zo’n plek waar de espresso altijd vers is, de monteurs allemaal Andrea heten en er standaard twee motorblokken op de grond liggen zonder dat iemand zich daar zorgen over lijkt te maken.

Maar goed, Carlo dus een liefhebber, een handelaar, en in zijn geval ook een beetje een filosoof. En hij had 'm voor me klaarstaan: een Ferrari Testarossa, rood natuurlijk, Rosso Corsa, tikkeltje dof, alsof de lak z’n hoogtijdagen ook ergens in de jaren ’80 had gelaten.


Het was zo’n ochtend waar de zon nog nét niet brandde, maar de lucht al dik van verwachting was. Carlo keek me aan met dat typisch Italiaanse knikje die halve bevestiging die betekent: “Ga maar, voel maar.”

En dus zat ik daar. In een Testarossa. In Italië. Vlakbij Modena. En ineens, zonder waarschuwing of melodramatisch moment, klikte alles.


De motor startte als een stier die net in z’n bil is geprikt. Eerst wat brommen, sputteren, alsof hij me wilde vragen of ik er wel klaar voor was. En dan… adem in, koppeling op stand ‘cement’, en vooruit. De eerste meters gingen schokkerig,  natuurlijk, die bak wil warm worden, die V12 wil los, en mijn linkerbeen wist even niet of het in een sportschool of een cockpit zat.


Maar toen we de tangenziale opdraaiden, richting de A1, de Autostrada del Sole, was alles ineens simpel. Tweede versnelling. Derde. Vierde. Alles boven de 4.000 toeren werd rauw, muzikaal geweld. Die motor schreeuwde niet, nee, hij zong. Een aria van twaalf cilinders, zuigers op commando, alles georkestreerd door Enzo’s oude geest.


In de spiegels: vrachtwagens, Fiats, een verdwaalde Lancia. Voor me: leeg asfalt, opgewarmd door de zon en misschien ook wel een beetje door mijn voorpret. En ik ging. Vol gas. Geen flauwekul.

Bij 180 km/u werd het stil. Niet omdat de motor ophield, verre van, maar omdat er iets met mij gebeurde.

Alsof ik even loskwam van het dashboard, van de snelheidsmeter, van de wereld. Alleen de Testarossa en ik, ergens tussen Modena en Maranello.

In een moment dat voelde als een scène uit een vergeten Italiaanse film. Geen Magnum dit keer, geen Hawaiishirt of Ferrari 308, maar pure, brute jaren ’80 testosteron, laag en breed op de weg, met die twee spiegels bovenop de spatborden als opgestoken middelvingers naar alles wat tegenwoordig SUV heet.


En toen, bij een tankstation voorbij Reggio Emilia, stopte ik. Zweet op m’n rug, handen licht trillend, maar mijn hoofd… mijn hoofd zat nog ergens boven die V12, zwevend. Carlo was me achterna gereden in een stoffige Panda 4x4, zijn onmiskenbare grijns zichtbaar achter de voorruit.


Hij stapte uit, keek naar me, klapte z’n handen samen en zei:


“E allora? Bellissima, sì?”

 


Ik knikte. Meer dan dat kon ik niet. De Testarossa had me even losgeweekt van alles. En ik begreep ineens waarom mensen vroeger posters van dit ding boven hun bed hingen. Want soms, heel soms voel je je geen man van vlees en bloed, maar puur verlangen op wielen.