Ferrari 250 GTE door Vozzen



Ferrari in olio gris.


Als je op een zonnige zaterdagmiddag in Leiden rijdt in een Ferrari 250 GTE, dan verwacht je eigenlijk maar één ding: bewonderende blikken, mensen die naar je zwaaien, selfies proberen te maken met hun kinderen naast je rode schone, en een vader die zachtjes mompelt: "Kijk jongen, dat is nog eens een echte auto." En heel eerlijk? Dat gebeurde ook.


Even.


Want terwijl ik met m’n zoon, inmiddels 18 en weer net zo autogek als toen hij zes was, begon er iets te ruiken. Niet naar versgebakken croissants of herfstbladeren, nee... dit was meer een mix van verbrande olie, angstzweet en oude Italiaanse technologie.


Ik keek Wout aan. “Voel jij dat ook?” vroeg ik. “Bedoel je de trillingen of die lucht?” antwoordde hij droog. “Allebei.” De meter voor oliedruk stond zoals altijd ergens tussen paniek en totale onverschilligheid, typisch Italiaans, en een lichte rookpluim begon onder de motorkap vandaan te kringelen, precies de kap die dezelfde ochtend nog met zorg was gepoetst.


We reden verder, want ja, stoppen doe je niet zomaar in een Ferrari. Maar ineens begint iemand langs de kant als een bezetene te zwaaien. Fluoriserend hesje, korte broek, dikke kuiten. Ik dacht nog: weer zo’n enthousiasteling. Tot ik zag dat het hesje niet van de ANWB was, maar van de lokale brandweer. En dat z’n vinger niet naar ons wees, maar naar onder de auto, die een duidelijk spoor van olie verspreidde over het wegdek, zoals Hans Kazàn confetti strooit bij z’n finales.


We stoppen. Niet omdat ik dat wil, maar omdat de motor zelf besluit dat het nu echt welletjes is. De rook verandert in dikke, witte damp en ik spring eruit. De brandweerman, inmiddels achter ons gestopt met z’n mountainbike, kijkt naar de Ferrari alsof hij een gewonde zwaan aantreft langs de snelweg.


“Dat is foute boel,” zegt hij. “Jullie zijn net op tijd gestopt.” Alsof het een compliment is. Wout kijkt me aan met die typische puberblik van: dit wordt weer zo’n verhaal voor later, hè pap?


De olie lekte inmiddels uit alle hoeken. Smoorlek bij de keerring, druppel bij het oliefilter, iets dat ooit een carterpakking is geweest. We hebben geprobeerd nog iets te redden: olie bijgevuld met een restantje 10W40 dat nog in de achterbak lag tussen een flanellen poetsdoek en een oude Michelin-kaart van de Dolomieten, maar het kwaad was al geschied.


De Ferrari werd op een trailer gezet, Wout zat ernaast met z’n oordoppen in en een blik alsof-ie liever door een TikTok-gat viel dan gezien te worden naast deze 'stoere' klassieker die nu door de ANWB werd afgevoerd.

 


Thuis aangekomen zei m’n vrouw alleen: “Dat wordt weer zo’n duur oliegedicht zeker?”  En dat was het. Maar ja, zo'n 250 GTE koop je niet voor z’n betrouwbaarheid. Je koopt ’m voor het verhaal. En nu hebben we er weer één.