Alpine A310



Le bleu, le gendarme et moi

Er zijn auto’s die je rijdt, en er zijn auto’s die je ervaart. De Renault Alpine A310 V6 hoort zonder twijfel in die laatste categorie. Een auto die meer karakter heeft dan een Franse arthousefilm met Gérard Depardieu in de hoofdrol en minstens zo veel drama.

Voor wie het vergeten is: de A310 is het ondergewaardeerde broertje van de A110. Minder beroemd, minder gewild, maar in mijn ogen des te interessanter. Zeker de V6-versie. In de jaren ’70 plakte Renault een dik PRV-blok achterin , je weet wel, die V6 die ze ook in Peugeots, Volvo’s en DeLoreans schroefden  en plots had je een échte grand tourisme met bite.

En wat doe je met een Frans GT-icoon? Precies. Je rijdt naar Parijs. Dus dat deed ik. Op een vroege zaterdagmorgen startte ik de V6, met het kenmerkende geblaf dat alleen een Alpine kan produceren  en gaf mezelf een ouderwetse opdracht: koffie drinken onder de Eiffeltoren. Alleen ik, de A310 en de Franse Autoroute.

De eerste 300 kilometer waren puur genot. De V6 draaide als een naaimachine op espresso, de neus zocht de horizon en de snelheid liep vanzelf op. 130 werd 160. 160 werd 200. En voor ik het wist stond de naald op 240. Zeg nou zelf: als je een auto hebt die het kan, en je zit op een lege péage bij zonsopgang, wie zou het laten?

Wel… de Franse politie dus niet. Net voor Parijs dook er ineens een blauw zwaailicht op uit het niets, alsof de gendarmes onder de vangrail lagen te wachten op idioten zoals ik. En idioten zoals ik krijgen in Frankrijk geen waarschuwing. Nee. Ik kreeg een lift. Richting het commissariat.

Vier uur. Vier lange uren. Geen koffie met croissant, geen uitzicht op de Eiffeltoren, maar een stalen bureaustoel, een brommende agent, met snor, en de uitleg dat "240 km/h" op een tolweg toch un peu trop is. Gelukkig had ik het kentekenbewijs bij me, en nog belangrijker, een flinke dosis nederigheid.


Toen ik uiteindelijk werd losgelaten, besloot ik het laatste stukje alsnog te rijden. Traag. Beschaafd. Als een echte heer. Rond een uur of vijf parkeerde ik de Alpine op de Avenue Gustave Eiffel, stapte uit, keek omhoog naar dat krankzinnige bouwwerk en dacht: Het was het waard.

Ja, acht uur over gedaan. Vier uur gereden. Vier uur vastgezeten. Maar elke minuut, elke kilometer, elke euro boete voelde als een soort bizarre ode aan alles wat autoliefhebberij zou moeten zijn: passie, emotie, een tikkeltje domheid en vooral: verhalen waar je twintig jaar later nog om lacht.

En als ik dan weer naar die A310 kijk, met zijn hoekige lijnen, zijn achterwielaandrijving en die gorgelende V6?

 

Dan weet ik weer waarom ik nooit een Tesla zal kopen.